De
Assyrische Genocide
De Assyrische Genocide (Assyrisch: ܩܛܠܐ ܕܥܡܐ ܐܬܘܪܝܐ of ܣܝܦܐ (Seyfo), Turks : Süryani Soykırımı) was een volkerenmoord op de Assyriërs in het Ottomaanse Rijk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Volgens ooggetuigen en nieuwsrapportages in de media werden vele duizenden Assyriërs die in het noorden van Mesopotamië het huidige zuidoosten van Turkije en noordwesten van Iran) leefden in de periode 1915-1920 met geweld ontheemd en vermoord.
De volkerenmoord op de Assyriërs is nog door geen enkel land officieel erkend, in tegenstelling tot de Armeense Genocide, die wel door een aantal landen en internationale organisaties is erkend.
De Assyrische Genocide is bekend geworden
onder de naam Seyfo. ‘Seyfo’ vertaald naar het Nederlands
is ‘Zwaard’.
Redenen voor de Genocide
De Armeniërs en de Grieken claimen dat zij als christelijke
gemeenschap van Anatolië het probleem waren dat leidde tot
de gedwongen verhuizingen en barbaarse uitvoeringen. De Assyriërs
werden in de onderafdeling van de Armeniërs geplaatst.
De Ottomaanse overheid, evenals andere, beweerde dat de Assyriërs
en de Armeniërs naar een autonomie binnen het Ottomaanse Rijk
streefden en van het binnenvallende Russische leger in het oosten
lid werden. De Ottomaanse overheid zag de Assyrische en de Armeense
gemeenschap als bedreiging en zo deporteerde de Ottomaanse overheid
deze bevolkingsgroepen naar de Syrische Woestijn. Tijdens de deportaties, Dodenmars, waren er veel sterfgevallen door verhongering en dehydratie.
De Assyro-Chaldean National Council verklaarde op 4 december 1922
dat ongeveer 275.000 “Assyro-Chaldeans” omkwamen tussen
1914 en 1918.
Politieke
Situatie voor de Eerste Wereld Oorlog
Het Ottomaanse rijk nam deel aan de Eerste Wereldoorlog vanaf 29 oktober 1914. Voor de oorlog leefde ongeveer de helft van de Assyrische populatie
in wat vandaag Zuidelijk Turkije is. De Jonge Turken namen de controle
over van het Ottomaanse Rijk slechts vijf jaar vóór
het begin van de Eerste Wereldoorlog. De Ottomanen waren van plan
om zich bij de kant van de Centrale Bevoegdheden aan te sluiten.
In 1914, van mening zijnd dat een oorlog op komst was, ging
de Ottomaanse overheid een wet steunen door alle jonge mannen onder
te brengen in het Ottomaanse leger. De Assyriërs in wat nu
Turkije is leefden in de provincies Hakkari, Sirnak en Mardin. Deze
gebieden hadden ook een Koerdische bevolking.
Gedocumenteerde
aantallen van de slachtingen
In April 1915 vielen de Ottomaanse troepen gemakkelijk Gawar, een
gebied van Hakkari (Iran), binnen en slachtten de volledige bevolking af.
Voorafgaand aan dit, in Oktober 1914, werden 71 mensen in Gawar
gearresteerd en meegenomen naar het lokale regeringscentrum in Bashkalla
waar ze vermoord werden. Ook in April omringden de Koerdische troepen
het dorp van Tel Mozilt en namen 475 mensen (onder hen,Reverend
Gabrial, de beroemde roodgebaarde priester) gevangen. De volgende
ochtend werden de gevangenen in rijen van vier naast elkaar neergeschoten.
Discussies ontstonden tussen de Turken en de Ottomaanse officieren
over wat er gedaan moest worden met de vrouwen die achterbleven.
Uiteindelijk, besliste het leger, om ze ook te doden.
Slachtingen in Perzische dorpen (Iran)
De Ottomanen werden op de hoogte gebracht over de terugtrekking
van de Russische krachten in Perzië eind 1914. De 36ste en
37ste afdelingen van het Ottomaanse leger werden naar het Noordwestelijke
deel van Perzië gestuurd. Voor het eind van 1914 waren de Turkse
en Koerdische troepen met succes de dorpen in en rond Urmaya binnengevallen.
Op 21 februari 1915, gijzelde het Turkse leger in Urmia 61 belangrijke
Assyriërs van de Franse missies, die grote losgelden eisen.
De missie had genoeg geld opgebracht om de Ottomanen te overtuigen
om 20 van de mensen te laten gaan. Op 22 februari werden de overige
41 geëxecuteerd en hebben hun hoofden bij de trappen van de
Charbachsh Gate afgesneden. Onder hen was de bisschop Mar Denkha.
Deze dorpen, in tegenstelling tot de Assyrische dorpen van huidig
Turkije, waren volledig onbewapend. Het enige soort bescherming
die zij hebben gehad was toen het Russische leger definitief controle
van het gebied op zich nam. Op 25 februari 1915 stormden de Ottomaanse
troepen de dorpen Gulpashan en Salamas binnen. Bijna alle mannen
van het dorp Gulpashan werden doodgeschoten. In Salamas zijn ongeveer
750 Armeense en Assyrische vluchtelingen beschermd door de Turkse
burgers van het dorp. De bevelhebber van de Ottomaanse afdeling
stormde de huizen in, ondanks dat het Turkse mensen bevatte, en
riep alle mensen samen en dwong hen te marcheren naar de gebieden
tussen Khusrawa en Haftevan. Ze werden doodgeschoten of geslacht.
De bescherming van christenen door Turkse burgers wordt ook bevestigd
in een Britse rapport dat dateert uit 1915. (Bryce, James Lord -
British Government Report on the Armenian Massacres of April-December
1915)
Veel
van de Moslims probeerden hun christelijke buren te redden en boden
hen schuilplaats in hun huizen aan, maar de Turkse overheid was
onverbiddelijk. Tijdens de winter van 1915 stierven 4000 Assyriërs
aan ziekte, honger en blootstelling en ongeveer 1000 werden gedood
in de dorpen van Urmia
Rapporten uit de Verenigde Staten en Europa
De redacteur V. Rockwell van The New York Times publiceerde een
artikel in 1916, met de titel “The Numer of Armenian and Assyrian
Victims” In het artikel verklaarde hij:
|
Not
only the Armenians are unfortunate: the Assyrians were also
wiped out and each tenth was murdered. [...] A lot of Assyrians
perished but no one knows how many exactly....within six months
the Young Turks managed to do what the "Old Turks"
were not able to do during six centuries. [...] Thousands of
Assyrians vanished from the face of the earth. |
In
November 1919 schreef periodiek Frans Asia:
|
The
Assyrian massacres resembled the Armenian slaughters. And as
about this nation, which had 250 thousand victims, has been
spoken much less, it is necessary to inform the world about
it. |
Verslagen van ooggetuigen en citaten
Verklaring van Duitse Missionarissen op Urmia:
Er was absoluut geen menselijke bevoegdheid om deze ongelukkige
mensen tegen de primitieve aanval van de binnenvallende vijandige
krachten te beschermen. Het was een vreselijk situatie. Bij middernacht
begon de vreselijke uittocht; 25.000 mannen, vrouwen en kinderen,
Assyriers en Armeniërs, verlaten al hun vee in de stallen,
al hun huishoudelijke spullen en de voorraad voedsel voor de winter,
haastig en paniekerig op een lange en pijnlijke reis aan de Russische
grens zonder enige soort van voorbereiding. Het was een vreselijke
zicht….veel van de oude mensen en kinderen stierven langs
de weg. (The Death of a Nation, pp. 119-120)
Het laatste nieuws is dat 4.000 Assyriers en honderd Armeniers zijn
gestorven aan ziekte binnen de laatste vijf maanden. Alle dorpen
in het omringende district met twee of drie uitzonderingen zijn
geplunderd en verbrand. Twintig duizend christenen zijn geslacht
in Armenië en omgeving. In Haftewan, een dorp van Salmas, zijn 750
lichamen zonder hoofden in putten en reservoirs teruggevonden. Waarom?
Omdat de bevelhebbende ambtenaar een prijs op elk christelijk hoofd
had gezet. In Dilman werd de Christelijke menigte in gevangenissen
geworpen en werden ertoe aangezet om tot de Islam te bekeren. (The
Death of a Nation, pp. 126-127)
Erkenning
De volkerenmoord op de Assyriers is nog niet officieel erkend door
geen enkel land. Dit in tegenstelling tot de Armeense volkerenmoord
die door vele landen en internationale organisaties is erkend. De
Assyrische historici verklaren dat de reden hiervoor is omdat Assyrie
beroofd is van haar politieke macht in de 20ste eeuw. Bovendien
is de slachting van alle christenen in Klein-Azie verbonden met
de Armeense Volkerenmoord. Op 24 april 2001, kondigde de Gouverneur
van New York, George Pataki, dat de moord van burgers, voedsel en
waterontbering tijdens gedwongen marsen over ruw, dor terrein voor
de daders van de volkerenmoord succesvol bleek, die allemaal in
het nadeel waren van de Assyrische Christenen.
Monumenten
De enige overheden die de Assyriers hebben toegestaan om een monument
te vestigen, om de genocide te herdenken zijn Frankrijk, Zweden
en de Verenigde Staten. De overheid van Zweden heeft belooft om
alle kosten te betalen voor een toekomstige monument, na een sterke
lobby binnen de grote Assyrische gemeenschap in Zweden dat door
Konstantin Sabo wordt geleid. Het monument in de Verenigde Staten
ligt in Chicago.
Literatuur
1. Gabriele Yonan: Ein vergessener Holokaust. Die Vernichtung der christlichen Assyrer in der Türkei, Pogrom-Taschenbücher Bd. 1018, Reihe bedrohte Völker, Göttingen und Wien 1989, ISBN 3922197256
2. David Gaunt: Massacres, Resistance, Protectors: Muslim-Christian Relations in Eastern Anatolia during World War I, Gorgias Press LLC, 2006, ISBN 1-59333-301-3
3. The Death of a Nation, pp. 119-120
4. The Death of a Nation, pp. 126-127
5. New York State Governor Proclamation (April 1 2001). Retrieved on 2006-06-16
Bron: AUA
|